Het wetsvoorstel heeft een voorlopig karakter en zal pas later definitief voor goedkeuring aan het parlement worden voorgelegd zodra een consultatieronde met belanghebbenden is afgerond.
Hieronder volgt een korte samenvatting van het wetsontwerp.
Onder de huidige Wet vennootschapsbelasting 1969, wordt een onderscheid gemaakt tussen twee soorten overheidsbedrijf, namelijk:
Directe en indirecte overheidsbedrijven zijn alleen onderworpen aan de vennootschapsbelasting indien de wet dit als zodanig bepaalt.
Het wetsvoorstel beoogt het huidige systeem voor het bepalen van de belastingplicht van directe en indirecte overheidsbedrijven om te draaien: in beginsel belastingplicht, tenzij de activiteiten expliciet bj wet zijn vrijgesteld.
Directe overheidsbedrijven worden belastingplichtig als hun bedrijfsactiviteiten een (materiële) onderneming vormen.
Voor indirecte overheidsbedrijven ontstaat op dezelfde manier belastingplicht als voor commerciële bedrijven. Voor BV's en NV's betekent dit dat zij uitsluitend op basis van hun rechtsvorm en het feit dat zij geacht worden om met behulp van al hun activa een bedrijf te voeren, volledig onderworpen zijn aan vennootschapsbelasting. Voor stichtingen en verenigingen geldt, dat ze zijn onderworpen aan vennootschapsbelasting voor zover zij een onderneming drijven. .
Directe en indirecte overheidsbedrijven zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting indien ten minste 90% van hun activiteiten bestaan uit vrijgestelde activiteiten, tenzij de jaarlijkse winst uit niet-vrijgestelde activiteiten hoger is dan EUR 15.000.
De belangrijkste vrijgestelde handelingen zijn: