07 October 2011 Add expertise tag Add service tag Add country tag
Japan

De Staatsecretaris van Financiën heeft op 7 oktober 2011 een schriftelijk commentaar doen uitgaan over enkele aspecten van het nieuwe belastingverdrag tussen Nederland en Japan. 

In dit stuk wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste verschillen tussen het nieuwe verdrag en het huidige verdrag.

De belangrijkste verbetering ziet op de verlaging van de bronbelastingtarieven. 

 In het nieuwe verdrag is het bronbelasting tarief voor deelnemingsdividenden 0%, bij een bezitspercentage van 50% of meer en is het tarief van de bronbelasting op royalty’s verlaagd van 10% naar nihil.

Om oneigenlijk gebruik van het verdrag te voorkomen, waarbij derden onbedoeld gebruik zouden maken van het verdrag, zijn tevens anti-misbruikbepalingen opgenomen in de vorm van een ‘limitation on benefits’-bepaling en ‘back-to-back’- bepalingen. Deze anti-misbruikbepalingen hangen nauw samen met de verlaging van de bronbelastingen in het nieuwe verdrag en zijn derhalve bepalingen die in het huidige verdrag niet voorkomen.

Een ander belangrijk verschil en verbetering ten opzichte van het huidige verdrag betreft de opname van de mogelijkheid tot arbitrage in onderlinge overlegprocedures. Nederland is het eerste land waarmee Japan een arbitragebepaling in het belastingverdrag is overeengekomen. De bepaling betreffende arbitrage die in het verdrag is opgenomen, is gelijk aan de overeenkomstige bepaling die in 2008 is opgenomen in het OESO-modelbelastingverdrag. Onder deze bepaling neemt de belastingplichtige het initiatief tot arbitrage, zodat in het nieuwe verdrag het belang van de belastingplichtige zo goed mogelijk wordt gediend. Bovendien vallen onder de reikwijdte van de arbitrage zowel interpretatiezaken als verrekenprijszaken.

De opgenomen arbitragebepaling is een belangrijke vooruitgang in de rechtspositie van de belastingplichtigen. Het biedt hen de maximaal denkbare zekerheid dat een, ondanks het verdrag toch eventueel nog resterende situatie van dubbele belasting, wordt opgelost door middel van een arbitragebeslissing.

Voorts bevat het nieuwe verdrag een groot aantal verschillen ten opzichte van het huidige verdrag in onderwerpen met een in verhouding tot het voorgaande beperkter belang:  

In het nieuwe verdrag is met betrekking tot inwonerschap expliciet opgenomen dat pensioenfondsen als verdragsinwoner worden aangemerkt.

In het nieuwe verdrag zijn duidelijke regels omtrent kwalificatieverschillen opgenomen. Met het uitschrijven van de varianten wordt beoogd belastingplichtigen zoveel mogelijk zekerheid te geven dat, ook waar zich een kwalificatieverschil voordoet, dubbele belasting (maar ook het niet heffen van belasting) wordt voorkomen.
Nederland wenst voor de vervreemding van aandelen zo veel mogelijk vast te houden aan heffing uitsluitend door de woonstaat van de vervreemder (met uitzondering van aanmerkelijk-belangaandelen; zie hierna). In het kader van de onderhandelingen is desalniettemin met Japan overeengekomen dat ingeval de bezittingen van een lichaam voor meer dan de helft uit onroerende zaken bestaan, de bronstaat mag heffen over vermogenswinsten op deelnemingen in een dergelijk lichaam. Daarmee is deels tegemoetgekomen aan de inzet van Japan. De gekozen oplossing is in lijn met het OESO-modelverdrag. Wel is op verzoek van Nederland vervolgens een uitzondering op die bronstaatheffing opgenomen voor situaties waarin het beursgenoteerde aandelen betreft.

Nederland heeft in het nieuwe verdrag een bepaling op kunnen laten nemen die bewerkstelligt dat Nederland na emigratie van een natuurlijk persoon die aandeelhouder is van een Nederlands lichaam nog tot tien jaar na emigratie vervreemdingswinst kan belasten. Dit aanmerkelijk-belangvoorbehoud voor vervreemdingswinsten en de samenhangende bepaling in het dividendartikel zijn toegeschreven op het huidige Nederlandse systeem van conserverende aanslagen. Dat is een wezenlijke modernisering en verbetering ten opzichte van de bepaling over vervreemdingswinsten in het huidige verdrag met Japan.
Het artikel over de belastingheffing bij bestuurders is verduidelijkt ten opzichte van het huidige verdrag. Daarbij is in het protocol bij het verdrag bevestigd, volgens de lijn die Nederland al in veel verdragen heeft gevolgd, dat het directeurenartikel zowel op (uitvoerende) bestuurders ziet als op (toezichthoudende) commissarissen.

De bepaling in het nieuwe verdrag over pensioenen, uitkeringen betaald ingevolge een sociaalzekerheidsstelsel en lijfrenten is gemoderniseerd. In beginsel geldt een woonstaatheffing. Deze inkomsten mogen echter ook in de bronstaat worden belast, maar alleen als in de woonstaat geen adequate belastingheffing plaatsvindt.

Het verdrag moet nog worden goedgekeurd door het Parlement, maar het streven is  om het verdrag per 1 januari 2012 in werking te laten treden.